Oproep gemeentelijke netwerken: versterk het lokaal bestuur!

384 keer bekeken 0 reacties

Brief aan de Tweede Kamer van de VNG, G4, G40, P10, K80 en M50 voor het debat op 7 april over de financiële positie van decentrale overheden en versterking van het lokaal bestuur.

 

Hieronder leest u de brief van onze bestuurders aan de Tweede Kamer of klik hier:


Geachte dames en heren,

Donderdag 7 april debatteert u over de financiële positie van decentrale overheden en versterking van het lokaal bestuur. In zijn eerste reactie op het nieuwe regeerakkoord sprak de VNG van een valse start van het nieuwe kabinet. Nu, zoveel maanden later, moeten we vaststellen dat onze zorgen nog altijd bestaan. Tijdens het rondetafelgesprek op 23 maart hebben de gemeentelijke vertegenwoordigers – wethouder Bokhove en de burgemeesters Depla en Boumans van resp. Rotterdam (G4), Breda (G40) en Doetinchem (M50) – nadrukkelijk gewezen op de schrale financiële positie van gemeenten vanwege het kabinetsbeleid, daarin bijgevallen door het IPO.

Het is goed te bedenken dat het om veel meer gaat dan gemeenten die problemen hebben met hun begrotingen. Het gaat er om dat gemeenten niet meer in staat zijn hun bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen voor hun inwoners. Inwoners die te maken krijgen met zaken als krapte op de huizenmarkt, een kostbare omschakeling naar andere energievormen, oplopende inflatie, toenemende ongelijkheid en een steeds krapper voorzieningenniveau. Om dit soort zaken voor inwoners op te kunnen lossen kunnen we niet anders dan als één overheid samen aan de slag. Gemeenten moeten het rijk kunnen vertrouwen dat het de financiële middelen ter beschikking stelt voor de langjarige investeringen om zo’n aanpak mogelijk te maken. Succesvolle realisatie van de opgaven vraagt immers om het kunnen organiseren en volop benutten van slagkracht bij gemeenten. De manier waarop rijk en gemeenten corona en de opvang van Oekraïense vluchtelingen hanteren, laat zien dat het kan.

De gemeentelijke zorgen komen voort uit het feit dat de beleidsvoornemens van het nieuwe kabinet stevige negatieve gevolgen hebben voor de financiële en bestuurlijke positie van gemeenten nog deze kabinetsperiode tot ‘25 en voor de jaren daarna. We sommen ze kort voor u op:


Periode tot en met 2025

We hebben er grote moeite mee dat het kabinet afspraken over de normering (wijze waarop wordt omgegaan met het Gemeentefonds en het accres) steeds meer loslaat:

- Het kabinet zet eenzijdig onderdelen van de rijksbegroting buiten haken: de € 2 miljard van de motie-Hermans en de budgetten die ondergebracht worden in het Nationaal Groei Fonds, het Klimaatfonds en het Stikstoffonds. Het zou om incidentele uitgaven gaan. Het CPB gaat al niet mee in die redenering en voor gemeenten is het evenmin werkbaar. Gemeenten kunnen in hun begroting het beheer en onderhoud niet meenemen – een structurele uitgave -- als dat betaald wordt uit incidenteel geld.

- Het kabinet haalt voor het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls het budget uit het Gemeentefonds. Een sigaar uit eigen doos, waar ook nog eens cofinanciering bij komt kijken. We hebben het er al eerder over gehad.

Een extra complicatie is dat het rijk in de woningbouw met tenderprocedures wil werken, terwijl de ambtelijke plancapaciteit bij veel gemeenten onvoldoende is om de benodigde plannen te kunnen maken. Het moet bij woningbouw gaan om de beste plannen en niet de meeste plancapaciteit.

- Het accres lijkt heel fors deze kabinetsperiode maar is feitelijk alleen toereikend voor de loon- en prijsontwikkelingen. Als je dat verrekent blijft er vrijwel niets over voor nieuw beleid van gemeenten.

 

De langere termijn vanaf 2026

- Jeugdzorg: het kabinet heeft eenzijdig de uitspraak in de arbitrageprocedure naast zich neergelegd. De uitspraak bevatte namelijk de afspraak om één miljard aan kostenbesparingen te realiseren tussen nu en 2028; dat is opgepakt in het overleg over de Hervormingsagenda. Daar hebben gemeenten en jeugdzorgpartijen zich aan gecommitteerd. De kabinetsbeslissing om in 2024 daar nog eens € 100 miljoen van af te halen en vanaf 2025 structureel € 500 miljoen, betekent de facto een nietigverklaring van de uitspraak van de arbitragecommissie. Dit was in januari reden voor de VNG het overleg over de Hervormingsagenda te beëindigen. Voordat we weer verder willen praten over de Hervormingsagenda, moet de € 500 miljoen van tafel.

- Opschalingskorting: die is slechts bevroren voor deze kabinetsperiode maar staat na 2026 weer voor € 975 miljoen in de boeken: een forse korting van de gemeentelijke inkomsten.

- Het accres is door het kabinet vanaf 2026 eenzijdig vastgelegd op een bedrag van € 1 miljard voor Gemeente-, Provincie- en BTW Compensatiefonds samen. Voor gemeenten betekent dat € 840 miljoen. Het is ook een eenzijdige beëindiging van de ‘trap op trap af’-systematiek en dat is, op zijn zachtst gezegd, een aantasting van de interbestuurlijke verhoudingen.

 

Al met al betekent de som van deze kabinetsvoornemens dat gemeenten geconfronteerd zullen worden met een enorme terugval aan inkomsten vanaf 2026. Dit maakt meerjaren-investeringen en plannen onmogelijk.


Een valse start voor nieuwe colleges van B&W

Als gevolg van deze set van maatregelen moeten de nieuwe colleges van B&W die nu worden gevormd, in hun meerjarenbegroting rekening houden met een scherpe afname van hun inkomsten vanaf 2026. Dat betekent dat het nieuwe gemeentebestuur van meet af aan zal moeten bezuinigen. Het betekent ook dat er de komende collegeperiode slechts geld is voor incidentele uitgaven, omdat structurele dekking er na 2026 niet meer is.

 

Kennelijk wordt er aan rijkszijde gedacht aan vergroting van het lokale belastinggebied. Maar dat kan alleen werken als de financiële basis van gemeenten op orde is, en dat is ze nu niet. Het lokale belastinggebied mag in onze ogen alleen gebruikt worden voor gemeentelijk beleid, niet als financieringsbron voor rijksbeleid. En tenslotte: het decentrale belastinggebied kan alleen vergroot worden onder gelijktijdige verlaging van rijksbelastingen. Het moet tenslotte een voor de inwoner lastenneutrale operatie zijn. Wij zien dit daarom als een eventuele lange termijn optie die verder uitgewerkt moet worden en die nu geen soelaas biedt.

Gemeenten dreigen daarom de komende jaren op slot te gaan. Al zouden we het willen, we kunnen niet meer meewerken aan belangrijke maatschappelijke onderwerpen als het aanjagen van de woningbouw, werken aan klimaatneutraliteit, de transitie naar duurzame energie, de Omgevingswet, etc. Dit terwijl gemeenten – samen met de andere overheden – er van overtuigd zijn dat we dit soort opgaven als één overheid moeten aanpakken.


Grote maatschappelijke opgaven als één overheid

Wij zijn er ten diepste van overtuigd dat een goede samenwerking tussen het rijk en de medeoverheden essentieel is om de grote maatschappelijke opgaven die in het coalitieakkoord centraal staan, in samenhang aan te pakken. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen daarbij een aantal voorwaarden, zoals evenwichtige bestuurlijke en financiële verhoudingen. Teleurstellend is dat het rijk nu precies de andere kant op lijkt te bewegen.

Het belang van evenwichtige bestuurlijke en financiële verhoudingen wordt onder meer ook gezien door de Raad van State (voorlichting over de interbestuurlijke verhoudingen) en de Raad voor het Openbaar Bestuur (advies ‘Rust-reinheid-regelmaat’). Het is belangrijk dat nieuw beleid en nieuwe wetgeving eerst getoetst worden op uitvoerbaarheid. En dat er in de hele keten een evenwicht is tussen taken, bevoegdheden en financiële middelen voor alle bestuurslagen en uitvoeringsorganisaties. Ook zijn we op zoek naar een objectieve vorm van geschillenbeslechting.


Rol van de minister van BZK

De minister van BZK heeft een cruciale rol in de relatie tussen rijksoverheid en medeoverheden. Met de hoofdlijnenbrief van 24 januari 2022 heeft zij benadrukt dat de maatschappelijke opgaven waar we voor staan, veel van het hele openbaar bestuur vragen. Goede interbestuurlijke verhoudingen tussen de overheden, een stabiele financiering en een sterk binnenlands bestuur zijn essentieel om deze en bestaande opgaven goed aan te kunnen. De minister van BZK wil dit bereiken met een Uitvoeringstoets Decentrale Overheden, zo nodig een medeondertekening van wetsvoorstellen die medeoverheden raken en een stabielere financiering van medeoverheden. We vinden het essentieel dat hier snel meer duidelijkheid over komt, zodat we nieuwe afspraken met de rijksoverheid kunnen maken.

Met vriendelijke groet,

Mede namens Femke Halsema (G4), Ellen van Selm (P10), Paul Depla (G40), Koos Janssen (M50) en Bob Vostermans (K80),

Jan van Zanen

voorzitter VNG

0  reacties

Cookie-instellingen